-
1 Form
〈v.; Form, Formen〉♦voorbeelden:das ist eine bloße Form • dat is maar een formaliteitfeine Formen • fijne omgangsvormen(feste) Form(en) annehmen • vaste vorm krijgeneinem Hut wieder Form geben • een hoed weer zijn vorm gevenetwas tun, um der Form zu genügen • iets pro forma doenseine Form verbessern • zijn conditie verbeterendie Form wahren • de vorm respecterender Form halber, wegen • voor de vorm, pro formain aller Form • in alle vorm, formeelin Form eines Geschenks • in de vorm van een geschenkein Mensch ohne Formen • een mens zonder (nette) manieren -
2 feste Formen annehmen
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский